De Blaricummer eng (ook wel: engh) is vanuit een cultuurhistorisch en landschappelijk standpunt waardevol en uniek te noemen. De eng vertoont namelijk nog altijd de kenmerken van het oorspronkelijke Gooise brinkdorpenlandschap. De eng bestaat uit een eeuwenoude verkaveling met de daarbij ontstane zandpadenstructuur en een afwisseling tussen open akkers en weilanden. Het bos en houtwallen werden oorspronkelijk aangelegd ter bescherming van de akkers. De akkers die in dit gebied liggen noemde en noemt men nog steeds "de engen". In de eng werd op de schrale zandige grond, die toendertijd enigszins met schapenmest werd bemest, voornamelijk boekweit en rogge verbouwd.
In de Blaricummer eng, die ook wel het Warandepark wordt genoemd, zijn naast de algemene begraafplaats op de Woensberg ondermeer de Gooise heemtuin en de bijenschans Steegland te vinden.
In de Gooise heemtuin zijn diverse historische Gooise landschapselementen met de daarbij horende plantengemeenschappen samengebracht. Zoals een rijk bloeiende kalkhelling met schelpen (voormalige Zuiderzeekust), een kalkarme helling, een leemhoudende helling, een leemkuil en een heideschraal graslandje. Kleine vijvers en plassen maken de tuin aantrekkelijk voor libellen, kikkers, padden en salamanders. Ook de bijen van de Bijenschans maken dankbaar gebruik van het stilstaande water. De tuin wordt begrensd door een bosrand en loofbos waar de natuur vrij spel heeft.
Aan de linkerzijde langs de Calis Kampweg, vanuit cultuurhistorisch oogpunt een waardevol zandpad, wordt een deel van de akker jaarlijks ingezaaid de door de imkers van de bijenschans Steegland. Aan de rechterzijde van het zandpad bloeien de laatste jaren honderden zonnebloemen. Uit oude documenten blijkt dat de Calis Kampweg in de eerste helft van de vorige eeuw "Steeglandse weg" werd genoemd. Deze naam is mogelijk afgeleid van het feit dat het zandpad naar een hoger gelegen stuk land ( stijgend land) liep. De naam van de bijenschans Steegland werd aan deze oude weg ontleend. Rond 1850 waren in het Gooi nog 86 bijenschansen te vinden met in totaal 5000 tot 6000 korven. Slechts enkele zijn nog op de oorspronkelijke locatie te vinden o.a. in het Corversbos in Hilversum. De typische vorm van een bijenschans was een ronde of vierkante aarden wal, waarbinnen veertig tot zestig bijenkorven stonden opgesteld. Door de dichte begroeiing op de wal ontstond er een Schans die hielp bij de verdediging van de bijenkorven, want in die dagen was honing in deze regio de enige zoetstof en dus het verdedigen waard. De bijen vlogen voornamelijk op boekweit, die hier in grote hoeveelheden werd verbouwd.
Geologie
de Blaricummer eng en de Warandebergen liggen in een oostelijke aftakking, tevens het jongste deel, van de Gooise stuwwal tussen Blaricum en Huizen. Het gebied kenmerkt zich door relatief grote verschillen in reliëf. De Warandebergen vormen met 22.3 mtr. het hoogste punt van de Blaricummer eng. De zandhellingen die vanaf de Warandebergen naar de groeve Oostermeent lopen zijn plaatselijk behoorlijk steil. Dit is vooral veroorzaakt door eerdere zandafgravingen (zandgroeve Rijsbergen). Voor de productie van kalkzandsteen, werd tussen Blaricum en Huizen tot 1975 in het deel ten noorden en oosten van de Warandebergen door afgraving zand gewonnen tot vlak boven het grondwaterpeil. Op het deel ten noorden van de Warandebergen werd na 1975 voedselrijke grond aangebracht met de bedoeling deze grond in cultuur te nemen. Op deze wat rijkere grond groeit het grasklokje, kraailook, hondsroos en de reuzenberenklauw. Hier zijn ook een aantal vennetjes te vinden die voor een groot deel aan het verlanden zijn. Destijds diende het water uit deze vennen om een eventuele brand in de kalkzandsteen fabriek te blussen.
Meer naar het oosten ontstond door deze afgravingen de Groeve Oostermeent, een interessant natuurgebiedje dat een overgang van de Gooise stuwwal naar de meer oostelijk gelegen Eemvallei vormt.
Na de laatste ijstijd (het Weichselien) leek Nederland op een toendra, met weinig begroeiing, laat staan hoge bomen. Zand kon daarom onbelemmerd door de doorgaans westen wind vanuit het droge Noordzeegebied in enorme hoeveelheden over het huidige Nederland worden geblazen. Dit zand wordt tegenwoordig als dekzand omschreven. Het fijne zand kon in de luwte van de stuwwal neerslaan. De dikste lagen dekzand liggen daarom vooral aan de oostzijde van de stuwwal. Bij de Warandebergen is de laag dekzand ongeveer 4 meter dik. Ten westen van de stuwwallen en op de stuwwallen zelf ligt een beduidend dunnere dekzandbedekking en hier en daar zelfs helemaal niets.
L. Hofland, naar wie het geologisch museum Hofland in Laren is vernoemd, deed in de jaren 50 van de vorige eeuw onderzoek naar de windkanterstenen die hij vond in de zandgroeve Rijsbergen, bij de Warandebergen. Hij ontdekte dat deze stenen niet allemaal gevormd zijn door zandbeladen wind tijdens de droge en koude periode gedurende de laatste ijstijd (Weichselien 110.000 tot 10.000 jaar geleden), maar dat vergelijkbare windkanters ook voorkomen in afzettingen die dateren uit de voorlaatste ijstijd, ongeveer 200.000 jaar eerder in de tijd.